Onmeetbaar
Foto: visuele installatie waarbij een wapen op een wereldbol gericht is tijdens de expositie "Non stop kunst" in Gits. (Kunstenaar onbekend, geef gerust credits door.)
Alle emoties onder één dak
Onlangs bezocht ik de expo "Non stop kunst" in een oud klooster te Gits dat binnenkort gesloopt wordt. De kleine, koude cellen van de voormalige kloosterzusters werden vakkundig omgetoverd tot ware kunstparadijzen. Voor de gelegenheid sleepte ik mijn jongste zoon mee. Toen hij nog knus in mijn buik zat, waggelde ik urenlang door het S.M.A.K. en de museumgangen van het Museum voor Schone Kunsten in Gent. Toen hij nog in de buggy lag of in de draagdoek zat, wiegde ik hem trots door de indrukwekkende gebouwen van het Beaux-Arts in Mons en Doornik. Sinds kort wandelt hij tijdens de vele museumbezoekjes hand in hand mee met mij en vertelt daarbij honderduit wat hij ziet en voelt. In één van de cellen lagen dikke, groene verfspatten op de grond. Hij vond ze prachtig en toverde ze om tot meneer schildpad. In een volgende cel stak hij boos zijn tong uit naar de ruwe, Afrikaans uitziende maskers. Even verder moest ik hem troosten toen hij opgeschrikt werd door een gigantisch ei waaruit een mensenvoet met veel lawaai tevoorschijn kwam. In de laatste cel suste hij zichzelf kalm met de woorden niet bang zijn toen hij de installatie bekeek waarbij een wapen op de wereldbol gericht werd. Op minder dan een uur tijd passeerden alle emoties de revue bij mij en mijn peuter. Heel even waren wij twee in een wonderlijk coconnetje terechtgekomen, helemaal weg van de wereld. Bij het verlaten van het klooster, kneep mijn peuter mij in de hand, keek omhoog en zei: "nog mujeem mama?"
On a sidenote: ook mijn twee oudste kinderen ondergingen dezelfde kuur van musea en tentoonstellingen (zie blog Wonderen) met als gevolg dat ze vandaag keihard met hun ogen rollen als ik de woorden "museum", "kunst" of "expositie" nog maar durf fluisteren. Deze strategie valt enkel op eigen risico toe te passen dus.
Kunst maakt mensen kwaad
Kunst kijken, kunst voelen, kunst beleven: het is mijn medicijn. Alles kan! Je kan erbij wegdromen, het doet je nadenken, haalt je uit je comfortzone of troost je met zijn schoonheid. Moet kunst mooi zijn om te troosten? Moet kunst nuttig zijn? Mag kunst gewoon zichzelf zijn? Onlangs was er heel wat verontwaardiging in Wenduine te horen bij de onthulling van de bronzen toren samengesteld uit gestapelde tuinstoelen. Het kunstwerk van Sara Bjarland is ondertussen beter bekend als "het monster van Wenduine". Sommigen mensen waren zo verontwaardigd dat ze hun middelvinger naar de toren opstaken. De meningen logen er niet om: "spuuglelijk", "een verspilling van ons belastingsgeld", "enkel goed genoeg voor het containerpark". Sara's boodschap om de wegwerpcultuur aan te klagen, is alvast goed geslaagd.
Meten is niet-weten
Hoe kun je meten dat kunst zijn geld waard is? Hoe meet je trouwens waarde? Ik herinner me de tijd waarin ik als jonge psycholoog werkte in een welzijnscentrum waarin ons succes als zorgverlener gemeten werd door middel van een "caseload". Dat was een richtcijfer dat aangaf hoeveel cliënten je per week moest zien om efficiënt te werken. Het cijfer was zogezegd flexibel en geen verplichte maatstaf, maar je kan snel zelf de rekensom maken dat het een belangrijk stokpaardje werd voor het management aangezien je menselijke waarden als empathie, nabijheid, vertrouwen en respect niet objectief kunt meten. We werden voortaan vergeleken met behulp van onze cijfers en de meest bevlogen collega's kregen een dikke onvoldoende als ze het aangaan van een warme, tijdrovende vertrouwensrelatie met hun cliënten hoger inschatten dan het aantal gesprekken dat ze konden registreren.
Het meten is weten adagio beheerst het maatschappelijk debat. Vaak zijn ze ook keihard nodig die cijfers. Een onderneming zonder concrete omzet- en winstcijfers is slechts een hobby. Je waarde als ondernemer is perfect meetbaar aan de hand van je cijfers. Cijfers moeten er zijn maar als mens val je er niet mee samen. Mijn kinderen zijn alvast meer waard dan het cijfer op hun rapport.
Creatief met cijfers
Ik word terug gekatapulteerd naar de tijd dat ik mijn eerste diploma behaalde en afstudeerde als experimenteel psycholoog. Ik ondervond dat wetenschappelijk onderzoek volgens de regels van de kunst opzetten een mooie theorie was, maar dat de praktijk vooral leerde dat je gerust met wat creativiteit jouw onderzoeksresultaten mocht aanpassen als dat enigszins hielp om je hypotheses vlotter te bewijzen. Een professor statistiek benaderde mij met de vraag of ik dit academisch gefoefel aan het licht wou brengen maar ik had geen zin om als achttienjarige mijn kop er af te laten hakken door professoren die mij nog maar net beoordeeld hadden. Ik bedankte vriendelijk voor het aanbod en was jaren later helemaal niet verbaasd toen de wereld opgeschrikt werd door de doorgedreven wetenschapsfraude die o.a. professor Stapel op zijn geweten had. Overal hoorde je verbaasde kritieken van zijn mede-collega's. Ze waren verbijsterd en het was ongehoord wat die professor had gedaan om goede cijfers te publiceren.
Kunst als medicijn
Er is ook hoop, soms concreet belichaamd door één persoon zoals prof. Dr. Tessa Kerre, hematologe in het UZ Gent. Al jaren pleit ze voor het nut van kunst in de zorgsector, voor zowel zorgverleners als hun patiënten. Haar geschreven pleidooi "Kunst op voorschrift" is meer dan het lezen en dromen waard waarin ze onder andere het project "Kunst aan bed" voorstelt waarbij patiënten gebruik kunnen maken van een bijzondere roomservice. In plaats van een fris slaatje of een zoete chocomousse kunnen ze een optreden of kunstwerk bestellen. Het project bleef niet bij dromen. Onlangs schitterde de dokter in de Droomfabriek op VRT 1. Actrice en Droomfabriek-medewerker Maaike Cafmeyer deed een oproep naar musici en kunstenaars om mee te werken aan de roomservice en het resultaat was ongekend hartverwarmende televisie met een hartverwarmende dokter. Kunst omdat het kan. Kunst omdat het helpt.
Het gewenste gemiddelde
Mijn hoop is dat ook dit project niet tot cijfers gereduceerd zal worden. In Vlaanderen wordt de geboorte van een kersvers baby'tje samengevat tot de concrete geboortedatum, geboortegewicht* en lichaamslengte. Het gewicht en de lengte blijven jarenlang de belangrijkste criteria bij een bezoekje aan het consultatiebureau Kind en Gezin. Op zich best interessant om te zien waar je kind zich op de curve bevindt. Kind één: er altijd onder. Te klein en te mager. Kind twee: gemiddeld. Doe zo verder. Kind drie: er altijd boven. Te groot en te dik. Toen de dokter bij het laatste consult besloot dat ook kind drie goed op weg was naar het gewenste gemiddelde, klapte hij zijn schrift vol cijfers en statistieken tevreden dicht en stelde een uitzonderlijke vraag.
"En hoe gaat het met de mama?"
Drie kinderen, drie jaar wegen en meten en dit was de eerste persoonlijke vraag waarbij een
dokter peilde naar hoe ik mij voelde. Ik zweeg. De dokter schraapte zijn keel. "En
hoe gaat het tussen u en uw kind?". Ik keek hem aan en trok mijn stoute
schoenen aan. "Wat zou u zeggen dokter als het slecht gaat?" Hij klapte zijn dik schrift terug open, keek even naar de meetwaarden van mijn jongste zoon en haalde zijn schouders op. Hij liet zich zakken op zijn stoel. "Ik weet het niet." Hij aarzelde even en zei dan: "Ik zou het rapporteren, ik zou het zeker noteren, dat is belangrijk." We keken elkaar stilzwijgend aan. Plots zag ik een fonkeling in zijn ogen verschijnen. Hij glimlachte en zette zich recht op zijn stoel. Enthousiast vroeg hij mij: "Hoe voel je je vandaag op een schaal van 0 tot 10?" Hij haalde het dopje van zijn stylo, klaar om te noteren. Ik had genoeg gezeverd. "Doe maar een zeven", zei ik. "Een zeven, dat is interessant", riep de dokter. "Een zeven!" Hij schreef het getal duidelijk zichtbaar in de zijkant van zijn notitieschrift en omcirkelde het twee keer. "Dat is heel wat een zeven", zei hij met zijn tanden bloot. Ik denk dat hij blij was met mijn antwoord. Ik wist niet hoe een zeven voelde.
Van mens tot mens
Toen ik mijn eerste zoon voor de eerste keer waste in het moederhuis, viel het laatste stukje van zijn navelstreng af. Uitgeput door een helse bevalling die geëindigd was in een spoedkeizersnede met volledige verdoving, barstte ik in tranen uit. Op dat moment kwam mijn goedlachse gynaecologe binnen. "Hoe gaat het met mevrouw Depestel?", riep ze. "Ik heb mijn zoon kapot gemaakt!", snikte ik. Ze kwam naast mij staan, gaf mij een warme knuffel die ik vijftien jaar later nog altijd kan voelen, legde mij uit dat het heel normaal was dat het zwarte stompje van de navelstreng eraf viel en stelde voor dat ik even zou gaan zitten op een stoel en dat we daarna samen zijn badje zouden geven als ik er terug klaar voor was. Ze bleef meer dan een uur lang en vertroetelde mijn eerstgeboren zoon met een ongeziene tederheid terwijl haar pieper op tilt sloeg. Al die tijd had ik het gevoel dat ik geen cijfer maar een mens was. Een mens die gezien werd. Een mens die mocht voelen. Een mens die terug mens werd door de tijd en aandacht van iemand die het oprecht kon schelen. Elke dag opnieuw, tot ik naar huis mocht, kwam ze even rustig koffie drinken bij mij. Toen ik dertien jaar later voor mijn derde kindje bij haar op controle kwam, vroeg ze ondeugend of zijn navelstreng er goed afgevallen was. Ze knipoogde. Ze wist het nog. Er was geen twijfel mogelijk: op een schaal van 0 tot 10 behaalde ik een 10.
Vijfennegentig procent van alle statistieken, inclusief deze, zijn nep. - Keith Waterhouse
Bekijk zeker eens het pleidooi van comedian Hans' Cools om de cijfers van het geboortegewicht alvast niet te beperken tot enkel en alleen de geboorte zelf. Met een knipoog te bekijken 😉